荷兰语常用词汇.docxVIP

BelangrijkewoordenImportant wordsEenAIndefinite article, singular (as in English, no article is used for the plural indefinite form). E.g., een kind = a child; kinderen = children.HetTheDefinite article, singular; used with a limited group of nouns. E.g., het kind = the child.DeTheDefinite article, used for the singular form of all other nouns, as well as the plural form of all nouns that can have an article. E.g., het kind, but dekinderen = the children.EnAndOfOrOmdatBecauseOndanksIn spite ofDaaromThereforeAlle, allemaalAll ElkeEveryIedereenEveryoneWie?Who?Wat?What?Waar?Where?Waarom?Why?Hoe?How?IkIJijYouUYou (polite form, 有礼貌的形式单数或者复数singular or plural)HijHeZij (1)SheWijWeJullieYou (plural)Zij (2)TheyMijnMyJouwYourUwYour (polite form, singular or plural)ZijnHisHaarHerOnsOurJullieYour (plural)HunTheirOmhoogUp 上OmlaagDown 下LinksLeft 左RechtsRight 右BinnenInside 里面BuitenOutside外面Voor (1)In front of前面AchterBehind后面Naastnext toBijNear附近NaarTowards 向，朝VanafAway from; 远离 or: Starting at 起始于EersteFirst 第一LaatsteLast 最后Voor (2), or:VoordatBefore 之前Na, or:NadatAfter 之后VeelMuch; many许多WeinigLittle; few 很少MeerMore更多的MinderLess较少的MeestMost最多的MinstLeast 最少的MetWith和ZonderWithout没有Dutch for Beginners: Animals 动物The following words are used to talk about animals in Dutch: Dier (*)Animal 动物HondDog狗KatCat猫Muis, muizenMouse, mice 老鼠RatRat 老鼠EendDuck鸭子ZwaanSwan天鹅Boerderijfarm 农场KipChicken小鸡HaanCock 公鸡Paard (*)Horse马KoeCow 母牛Kalf (*)Calf小牛StierBull公牛GeitGoat山羊BokMale goat公羊Schaap (*)Sheep绵羊Lam (*)Lamb 羔羊RamRam 公羊DierentuinZoo动物园OlifantElephant 大象Nijlpaard (*)Hippopotamus 河马LeeuwLion狮子TijgerTiger 老虎AapMonkey 猴子VisFish 鱼Insekt (*)Insect昆虫VlinderButterfly蝴蝶RupsCaterpillar毛虫MierAnt 蚂蚁SpinSpider 蜘蛛VliegFly 苍蝇BijBee蜜蜂WespWasp黄蜂Lichaam (*)BodyHoofd (*)Head 头部Voorhoofd (*)Forehead 前额Gezicht (*)Face脸Haar (*), harenHair, hairs头发Oog (*), ogenEye, eyes眼睛NeusNose鼻子MondMouth嘴TandTooth牙齿Kies, kiezenMolar, molars 磨牙Oor (*), orenEar, ears耳朵ArmArm 胳膊ElleboogElbow 肘SchouderShoulder肩膀HandHand手VingerFinger手指N